Zo verliet ik het huis van mijn Vader,
maar verliet ik het werkelijk?
Zijn huis heeft geen deuren of ramen,
geen muren of vertrekken.
Zijn huis is het heelal
en slechts het idee van afgescheiden zijn
schept deuren en ramen,
muren en vertrekken.
Nooit kan ik verlaten
wat ik altijd ben,
nooit kan verloren raken
wat in zichzelf steeds thuis is.
Als in een diepe slaap,
dronken van onwetendheid,
verloor ik herinnering
aan wat ik werkelijk ben.
Ik ben de zoon van de Vader.
De Vader is in mij,
in de Vader ben ik,
onverbrekelijk één.
Zijn rijkdom is de mijne,
al wat van hem is
is van mij,
scheiding is niet meer.
Het oudste in mij
blijft altijd thuis,
het jongste wil verkennen
wat de Vader in mij al kent.
Hier en nu plooit zich
de mantel der liefde om mij heen
als ik inkeer naar mijn ware zijn
waar nimmer iets geboren werd.
Terwijl ik uitga, ga ik in,
terwijl ik inga, ga ik uit.
Wie zou de zegelring van liefde kunnen breken
die zonder omtrek is?
Sandalen van liefde en mededogen
draag ik nu aan mijn voeten,
die nimmer meer vermoeid zijn
en wandelen in het Ene.
(Marcel Messing)
1 opmerking:
Poëtische wijze woorden!Bedankt om ze hier te citeren!
Een reactie posten