dinsdag 30 september 2014

Innerlijke revolutie

Op een dag gebeurt er iets dat je hele leven verandert. 
Plotseling zie je en begrijp je dat de manier 
waarop je altijd naar jezelf en de wereld hebt gekeken niet klopt. 
Je ziet dat je leven zich voornamelijk afspeelde 
in het verleden en de toekomst, terwijl het altijd nu geleefd wordt. 
Je ziet dat je het nu steeds verlengd hebt tot een verhaal over vroeger en later, 
en dat je dacht dat je zelf de hoofdpersoon in dat verhaal was.

Je deed je uiterste best om het verhaal zo mooi en zinvol mogelijk te maken, 
voor jezelf en voor de mensen om je heen, die datzelfde proberen te doen 
ten aanzien van hun eigen verhaal. 
Plotseling zie je het, of je begint het geleidelijk aan te zien, 
misschien wel onder invloed van een of meer spirituele leraren 
die je op die allesbepalende illusie hebben gewezen. 
Aan de buitenkant valt er niets aan je te merken, 
maar van binnen ben je onherroepelijk veranderd. 
Je bent iemand anders geworden. 
Er heeft zich een innerlijke revolutie voltrokken.

Dat is wat er kan gebeuren, maar het is niet meer dan een aanzet, 
een begin, een glimp. 
De innerlijke revolutie is pas echt voltrokken als beseft wordt 
dat innerlijk en buitenwereld slechts deel uitmaken van het verhaal over jezelf 
dat je dacht doorzien te hebben; als elke onderverdeling in innerlijk en uiterlijk, 
in gisteren en nu en morgen, in ik en jij en zij, 
doorzien wordt als de fictieve opdeling van één ondeelbaar geheel, 
en je begrijpt dat dat het is wat je bent: één ondeelbaar, 
onveranderlijk geheel dat zichzelf ervaart als alles wat ervaren wordt; 
als je niet iemand anders bent geworden, maar niemand.

Niemand worden, is dat wat je wilt? 
Dat is wat Ramesh Balsekar soms aan zoekers vroeg. 
En als ze dan aarzelend, of gretig, 'ja' antwoordden op die vraag, zei hij: 
'Neem van mij aan: als je kunt kiezen tussen een miljoen dollar of verlichting, 
kies dan voor het miljoen. Daar kun je leuke dingen mee doen. 
Als je kiest voor verlichting, 
zal er niemand meer zijn om er van te kunnen genieten!'
(Han van den Bogaard)



maandag 29 september 2014

Dahlia


Sneeuwbes

Symphoricarpos albus

Wat mij bij mensen bang maakt...

Wat mij bij mensen bang maakt is hun woord.
Ze spreken alles zo verstaanbaar uit:
kijk, dit is het begin, dat het besluit.
Hier heb je 'hond', daar heb je 'huid' gehoord.

Ik vrees hun aard, hun spel met spot,
ze weten alles, hoe het was, zal zijn;
geen berg is in hun ogen een geheim;
hun tuin of goed grenst vlak aan God.

In mijn verweer vermaan ik dan: keer om!
Het lied der dingen hoor ik graag.
Raak jij ze aan, dan zijn ze stom.
Ja, alle dingen breng jij om.
(Rainer Maria Rilke)

dinsdag 23 september 2014

Gras - II


Slib - V


Ken je mij?


Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet je mij beter dan ik?

Ogen die door de zon heen kijken,
zoekend de plek waar ik woon,
ben je -
beeldspraak voor iemand
die aardig is en onmetelijk ver,
die niet staat en niet valt en niet voelt
als ik, niet koud en hooghartig.

Hier is de plek waar ik woon:
een stoel op het water, een raam
waarlangs het opklarend weer
of het vallende duister voorbij vaart.
Heb je geroepen? Hier ben ik.

Ik weet niet wat in mij is,
hoeveel, hoe weinig, ik zeg
de woorden die ik geleerd heb
zo goed mogelijk: 'liefde,
ja, ik zal, ik wil, jij,

wij, ik, mensen' - maar wat echt is,
onloochenbaar en gelouterd
in deze woorden, weet jij dat?

Ik zou één woord willen spreken,
ooit, dat waar en van mij is,
dat draagt wie ik ben, dat het houdt,
en rechtop staat
als een mens die mij aankijkt
en zegt:
ik ben jouw zuiverste zelf,
Vrees niet, versta mij, ik ben 

Nooit komt het over mijn lippen.
Maar jij hebt het al verstaan?
Ben jij dan dieper stilte
dan mijn verstomdheid in mij,
ben je zo zelveloos in mij aanwezig
dat je het zuchten en kreunen hoort
dat ik zelf niet kan horen?

Hoor jij in mij geboren worden
De ander die ik zou willen zijn?

Ben jij de enige voor wiens ogen
niet is verborgen mijn naaktheid?
Kan jij het hebben, als niemand anders,
dat ik geen licht heb, niet warm ben,
dat ik niet mooi ben, niet veel,
dat geen bron ontspringt in mijn diepte
dat ik alleen dit gezicht heb,
geen ander.
Ben ik door jou, zonder schaamte,
gezien, genomen,
door niemand minder?
Zou dat niet veel te veel
waar zijn?

Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?


(naar psalm 139)
(Huub Oosterhuis)

donderdag 18 september 2014

Zeegezicht - XXXXII


Gehakkelde aurelia - III


De ware mens

Wat wordt bedoeld met de ware mens
De ware mensen uit de oude tijd waren niet bang 
als niemand hun standpunt deelde. 
Geen heldendaden. 
Geen plannen. 
Wanneer ze faalden was er geen spijt. 
Noch was er enig zelfbehagen bij succes. 

Zij beklommen klippen zonder duizelig te worden, 
doken in water en werden niet nat, 
wandelden door vuur en verbrandden niet. 
Hun kennis legde de ganse weg af tot Tau. 

De ware mensen uit de oude tijd sliepen zonder te dromen, 
ontwaakten zonder zorgen. 
Hun voedsel was eenvoudig. 
Hun ademhaling was diep. 
Ware mensen ademen vanuit hun tenen, 
anderen ademen vanuit hun slokdarm en stikken zowat. 
In discussies komen hun argumenten naar boven als braaksel. 
Waar de fonteinen van de hartstocht diep liggen, 
staan de hemelse bronnen snel droog. 

De ware mensen uit de oude tijd 
hadden noch lust voor het leven 
noch angst voor de dood. 
Hun entree was zonder blijheid en hun vertrek 
- ginder - verliep zonder verzet. 
Een gemakkelijk komen en een gemakkelijk gaan - 

Zij vergaten niet vanwaar zij kwamen 
en vroegen niet waarheen het ging, 
noch drongen zij zich verwoed naar voren, 
of vochten zich een weg door het bestaan. 
Ze namen het leven zoals het viel, met blijdschap; 
en aanvaardden de dood als die kwam, 
zorgeloos, en vertrokken naar ginds. Ginds! 

In hun geest was niets wat zich wou verzetten tegen Tau. 
Zij trachtten niet door middel 
van eigen kunnen Tau gestalte te geven. 
Dit zijn degenen die wij ware mensen noemen. 

De geest vrij, zonder gedachten, 
de blik klaar, het gelaat sereen. 
Waren zij koel? 
Slechts zo koel als de herfst - 
Waren zij heet? 
Niet heter dan de lente. 
Alles wat van hen uitging, 
kwam even rustig als de vier seizoenen. 
(Zhuangzi)

donderdag 11 september 2014

Klankschaal - LXV


Bosgezicht


Absoluut en relatief

Je kunt wel vooruit kijken
maar de eenzijdigheid van de richting
maakt wel erg smalle wegen,
niet dat achteruit of omhoog
klinkende alternatieven zijn.


De blik verleggen is als van
gedachten wisselen,
beperkt tracht geheel te overzien.
En wat nu als het fragment
ontdekt het geheel te zijn?

Altijd al, nooit niet
vanwege de stille gids die
zo laat werd opgemerkt.
De kakofonie van een eindeloze
reeks identificaties leek alles in
beweging te houden.

Zoek niet meer naar de uitgang
er is geen ingang
en hier-nu is zonder vorm
geeft de eerste verhoudingen weer.

(Richard van de Waarsenburg)

woensdag 3 september 2014

Overstroomd


Zeegezicht - XXXXI


De oneindigheid

Steeds dierbaar was mij deze stille heuvel
en deze haag die voor een groot gedeelte
het uitzicht op het weids verschiet belet.
Ik zit te kijken en schep eindeloze
verten daarachter en voor mensen niet te
vatten stiltes en peilloos diepe rust
in mijn verbeelding; bijna slaat de schrik me
om het hart. En begint de wind te ruisen
door deze takken, weeg ik het contrast
tussen zijn stem en die immense stilte.

Ik voel mij aan de eeuwigheid herinnerd,
de reeks dode seizoenen, aan wat nu
leeft en de klank daarvan. En zo, in deze
onmetelijkheid, verdrinken mijn gedachten:
en zoet is het vergaan in deze zee.
(Giacomo Leopardi)