donderdag 25 augustus 2011

In het licht

Pluimhortensia - Hydrangea paniculata Kyushu

Klankschaal - XLIV


Zij die niet voelen

Zij die niet voelen
hoe deze liefde hen
meetrekt als een rivier,

zij die het ochtendlicht niet drinken
als een beker bronwater
of de schemer niet verorberen als avondmaal,
zij die niet willen veranderen,
laat hen slapen.

Deze liefde
gaat verder dan de oude trucs en schijn
van godsgeleerdheid.
Wil je zó je geest verbeteren,
slaap dan verder.
Ik heb mijn brein eraan gegeven,
heb het gewaad aan stukken gereten
en weggegooid. Als jij niet
volkomen naakt bent, drapeer
dan je fraaie mantel van woorden om je,
en slaap.
(Djelal-oed-Din-Roemi)

zondag 21 augustus 2011

Vijgenblad - IV


Waterlelie - V

Geluk

Geluk wordt niet gevonden door krachtsinspanning en wilskracht 
maar woont hier, heel dichtbij 
in ontspanning en loslaten...

Wees niet ongerust, je hoeft niets te doen. 
Alles wat in je geest opkomt is van geen enkel belang want het heeft geen enkele realiteit.

Hecht je niet aan je gedachten, oordeel niet over ze.
Laat het spel van de geest zonder jou spelen
het komt en gaat, meng je er niet in.
Het verdwijnt en begint onophoudelijk opnieuw.

Het is de zoektocht naar geluk die je het onmogelijk maakt het te vinden,
als een regenboog die je achterna zit zonder hem ooit te kunnen grijpen.
Hij bestaat niet en toch is hij daar.

Geloof niet aan goede of slechte zaken; ze zijn ook als regenbogen.
Door het ongrijpbare te willen grijpen, put je je uiteindelijk helemaal uit.
Zodra we die greep loslaten is de ruimte daar
open, ontvankelijk en comfortabel.

Dus geniet daarvan.
Zoek niet meer.
Alles is al van jou.
Stop met doen
Stop met forceren
Stop met willen
En alles blijkt gerealiseerd

Natuurlijk 
(Lama Guendune Rinpoche)

maandag 15 augustus 2011

Zee zijt gij - II

Droomvuur

Nietsheid

Nietsheid jij lag in slaap
En droomde dat jij iets was

Iets vatte vlam
Het vuur kronkelde
In blinde gekweldheid

Jij ontwaakte nietsheid
En warmde je rug
Aan het droomvuur

Jij zag niet hoezeer het vuur leed
Hele werelden van lijden
Jouw rug is kortzichtig

Nietsheid jij viel weer in slaap
En droomde dat jij niets was

Het vuur doofde
Gekweldheid kreeg haar gezichtsvermogen
En ook zij doofde in zaligheid
(Vasko Popa)

maandag 8 augustus 2011

Opgang - III

Landweg - IV

Heldere aanwezigheid

) (
Vele mensen hebben geen besef van het ongedeelde moment van heldere aanwezigheid. 
Dat komt, omdat zij met hun meditatie iets willen, 
het ondergeschikt hebben gemaakt aan een of andere doelstelling. 
Bijvoorbeeld het bereiken van een bepaald bewustzijnsniveau, 
het uit zijn op gelukzalige ervaringen, het oplossen van een probleem 
of de ambitie leraar te willen worden.

Vanaf het moment, dat je je bewustzijn ondergeschikt hebt gemaakt aan wat dan ook, 
ontgaat je de kwaliteit ervan en blijft werkelijk inzicht uit. In feite kunnen zij, 
die zo mediteren niet loslaten, integendeel, hun mediteren is in de greep van gehechtheid. 
De werkelijkheid blijft dan permanent versluierd.

In zo'n toestand helpt het niet, dat je intensiever of meer gaat mediteren. 
Je blokkade zit daarvoor, in je motivatie om te gaan mediteren.

Er is in feite maar een vruchtbare grond voor meditatie. 
Dat is, dat helder-zijn in lichaamsbewuste aanwezigheid je natuurlijke staat, 
het meest eigene van je mens-zijn is. 
En meditatie niets anders dan in deze meest wezenlijke zin jezelf zijn. 
In het ontdekken en hervinden van je Essentie, 
kun je alles aanvaarden en loslaten wat daarbij in de weg staat. 
In meditatie is loslaten de keerzijde van helder-zijn.

()

als meditatie
je niet een maakt
met het lichaam
heeft zij niets
om het lijf

) (

In het hier -
het lichaam, de energie, het contact, de omgeving,
valt de ruimte samen met de tijd:
Het nu -
de aandacht, het besef, de heldere aanwezigheid, het bewustzijn.
De uiteindelijke werkelijkheid is Oneindige Tijdeloosheid.

()
(Han Marie Stiekema)

woensdag 3 augustus 2011

Reflecties - VII

Landweg - III

De wandeling

'Ja, ja, de witte landweg!' mompelde hij nadenkend, 
die kunnen weinigen verdragen'. 
Alleen iemand die daarvoor geboren is. 
De meeste mensen zijn banger voor die landweg dan voor het graf. 
Zij gaan liever weer in de doodkist liggen, want zij denken: 
Dat is dood-zijn en dan hebben we rust.
In werkelijkheid echter is die doodkist het leven, het vlees. 
Dat iemand op aarde wordt geboren, 
betekent niets anders dan dat hij levend wordt begraven! 
Maar het is beter dat men op de witte landweg leert wandelen.
Men moet alleen niet aan het einde van de weg denken, 
anders houdt men het niet uit, want deze weg heeft geen eind. 
Hij is oneindig. De zon op de berg is eeuwig. 
Eeuwigheid en oneindigheid zijn tweeërlei. 
Alleen voor hem, die in de oneindigheid 
de eeuwigheid zoekt en niet het 'einde', 
alleen voor hem zijn oneindigheid en eeuwigheid dezelfde. 
Het gaan op de witte landweg moet men doen om het gaan zelf, 
uit plezier in het wandelen, 
niet om een vergankelijke rust met een andere te verwisselen.

'Rust - niet stilstand, niet nietsdoen - is slechts in de zon op de berg. 
Zij staat stil en alles draait om haar.
Reeds haar voorbode, het morgenrood, straalt eeuwigheid uit; 
daarom aanbidden de kevers en de vliegen het en blijven zij 
zo stil wachten  op het verschijnen van de zon. 
Daarom ben jij niet moe geworden, toen je de berg hebt beklommen. '
'Heb je,' vroeg hij plotseling en keek me daarbij scherp aan, 
'Heb je de zon gezien?'
'Nee, vader, ik ben teruggekeerd voordat ze opging.' 
Hij knikte goedkeurend. 'Dat is goed. 
Anders zouden wij niets meer met elkaar te doen hebben gehad,' 
liet hij er zacht op volgen. 
'En ging je schaduw je vooruit naar het dal?'
'Ja, natuurlijk...'
Hij hoorde mijn verwonderd antwoord niet.
'Hij die de zon ziet,' ging hij voort, 'wil alleen nog de eeuwigheid. 
Hij is verloren voor het wandelen. Zij zijn de kerkheiligen. 
Wanneer een heilige overgaat, zijn de wereld en ook het andere 
voor hem verloren; zij zijn zonder hem achtergebleven. 
Je weet wat het is een vondeling te zijn - 
bereid anderen niet een dergelijk lot, vader noch moeder te hebben. 
Wandel! Steek lantarens aan, totdat de zon vanzelf komt!'
(Gustav Meyrink)