zaterdag 23 oktober 2010

Het is niet te begrijpen

Het is niet te begrijpen, het is niet te achterhalen, maar het is een gegeven dat er in de totaliteit van alle zijn iets is dat zich losmaakt uit het zijn en dat 'ik' zegt, alsof het het middelpunt is van het universum. Dit 'ik' kent zichzelf een groter belang toe dan al het andere, terwijl het op de keper beschouwd niet op zichzelf bestaat en niet op zichzelf kan bestaan. Het ziet dat niet, want het is blind.

Deze blindheid, die onwetendheid is, is het begin van alle lijden. En het is tevens het begin van de kennis van goed en kwaad. Blindheid, inkrimping van bewustzijn tot geïsoleerd ik-besef, is zonder begin, maar zelf wel het begin. Het levensspel begint met onwetendheid. Als het spel tot het einde wordt gespeeld, blijkt blindheid niet iets afzonderlijks te zijn, maar opgenomen te zijn in verlichting. Het kwaad, dat een geïsoleerde kracht leek te zijn, blijkt volmaakt passend onderdeel te zijn van het grote mozaïek. Het geïsoleerde kwaad – of dat nu het kwaad in mijzelf is of in de wereld – is niet een oorspronkelijke kracht. Het is niet zo dat tot in de diepste diepte kwaad staat tegenover goed.

Zo lees ik ook het verhaal in Genesis over het paradijs. Daar wordt gezegd dat het paradijs – de staat van eenheid – verlaten wordt zodra er een afhankelijkheidsrelatie ontstaat met de slang (die, laten we dat niet vergeten, net zoals de mens door God geschapen is en een bewoner is van het paradijs). In die afhankelijkheidsrelatie (die ik hechten noem) wordt er gegeten van de boom van de kennis van goed en kwaad, vervolgens treedt er schaamte op en wordt die serieus genomen, vervolgens komt er een heimelijkheid en een zich verbergen en tenslotte wordt de schuld aan anderen toegekend. Dan is de eenheid gebroken. Het paradijs wordt verlaten, de wereld van de dualiteit wordt ingegaan. En daar is dan meteen Kaïn die jaloers wordt op zijn broer, die zich buitengesloten voelt en vervolgens de veronderstelde mededinger doodt. Na die keuze voor de vrucht van de dualiteit (je kunt het ook een bewusteloos rollen in noemen) wordt het kwaad één van de twee polen van de dualiteit en neemt het schijnbaar afzonderlijke vorm aan. Dan lijkt het alsof er een absolute scheidslijn is die dit universum doorsnijdt, met aan de ene kant een goede god en aan de andere kant een kwade god (de duivel). En dan wordt vergeten dat onwetendheid is ingebed in wetendheid of in meer traditionele bewoordingen dat alles in Gods hand is.
(Hans Korteweg)

Geen opmerkingen: