donderdag 27 mei 2010

Siddharta - II

Siddhartha bukte zich, en raapte een steen van de grond op, die hij op zijn hand woog. 'Dit hier', zei hij spelend, 'is een steen, en hij zal als zijn tijd gekomen is, misschien aarde zijn, en van aarde zal hij plant worden, of dier, of mens. Nu zou ik vroeger gezegd hebben: 'Deze steen is gewoon maar een steen, hij heeft geen enkele waarde, en hij hoort thuis in de wereld van de maya; maar, omdat hij misschien in de kringloop der veranderingen ook mens en geest kan worden, daarom zal ik hem ook achting toekennen.' Zo zou ik vroeger waarschijnlijk gedacht hebben. Maar nu denk ik: deze steen is steen, hij is ook dier, hij is ook God, hij is ook Boeddha, ik voel geen verering of liefde voor hem, omdat hij dit of dat eens zou kunnen worden, maar omdat hij dat alles al lang en altijd is - en juist het feit dat hij steen is, dat hij mij op dit moment, op dit ogenblik als steen verschijnt, juist daarom houd ik van hem, vind ik waarde en zin in elk van zijn aderen en holtes, in zijn geel, in zijn grijs, in zijn hardheid, in de klank die ik hoor, wanneer ik op hem klop, in de droogte en de vochtigheid van zijn oppervlak. Er zijn stenen die als olie of zeep aanvoelen, en anderen voelen als bladeren aan, weer anderen als zand, en elk van hen is iets bijzonders en bidt het Om op zijn manier, elk van hen is Brahman, maar tegelijkertijd en in dezelfde mate is hij steen, is hij olieachtig of als zeep, en juist dat vind ik prachtig, komt mij voor als een wonder en is daarom waard om in aanbidding beschouwd te worden. - Maar ik wil het hierbij laten. Woorden doen afbreuk aan de verborgen zin, direct wordt alles immers een beetje anders, wanneer het eenmaal uitgesproken is, een beetje vervalst, een beetje onzinnig - ja, en ook dat is heel goed, en ook dat vind ik prachtig, ook daarmee ben ik het helemaal eens, namelijk dat wat voor de ene mens de hoogste wijsheid is, de andere altijd als dwaasheid in de oren klinkt.
(Hermann Hesse

Geen opmerkingen: