zaterdag 2 mei 2015

Ieder van jullie die nu hier is

Ieder van jullie die nu hier is heeft zijn huis verlaten 
om te horen wat ik heb te zeggen. 
Als er achter de tempelmuren een hond blaft 
terwijl je naar me luistert, 
hoor je dat en je weet dat het een blaffende hond is. 
Als een kraai schreeuwt, 
hoor je dat en je weet dat het een kraai is. 
Je hoort de stem van een volwassene 
als de stem van een volwassene 
en die van een kind als die van een kind. 
Je bent hier niet gekomen om tijdens mijn toespraak 
een hond te horen blaffen, een kraai te horen schreeuwen, 
of voor welk ander geluid 
dat van buiten de tempel komt dan ook. 
En toch, als je hier bent hoor je die geluiden. 

Je ogen zien en onderkennen rood en wit 
en andere kleuren, 
en je neus kan lekkere geuren van stank onderscheiden. 
Er is geen enkele manier waarop je van tevoren 
had kunnen bepalen welke objecten, geluiden of geuren 
je tijdens deze bijeenkomst ten deel zou vallen 
en toch ben je in staat om deze onvoorziene objecten 
en geluiden te herkennen, 
terwijl ze zich voordoen zonder aankondiging. 
Dit komt omdat je ziet en hoort binnen het ongeborene.

Dat je op deze manier ziet, hoort en ruikt 
zonder dat er een wilsbesluit aan ten grondslag ligt, 
vormt het bewijs dat deze inherente 
ontwaakte aanwezigheid ongeboren is 
en een schitterende, onderscheidende helderheid bezit. 
Het ongeborene manifesteert zich 
in het niet geboren worden van de gedachte 
'Ik wil zien' of 'Ik wil horen'. 
Als een hond jankt en miljoenen zouden in koor roepen 
dat dat het geluid van een schreeuwende kraai is, 
dan betwijfel ik of je daarvan overtuigd zou zijn. 
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat er een manier is, 
waarop ze je zouden kunnen verleiden 
om aan te nemen wat ze beweren. 

Dat komt dankzij de schitterende 
helderheid en ongeborenheid 
van je ontwaakte aanwezigheid. 
De reden waarom ik zeg dat je op deze wijze 
binnen het ‘ongeborene’ ziet en hoort, 
is omdat je aanwezigheid geen geboorte geeft 
aan welke gedachte of neiging 
om te zien of horen dan ook. 
Daarom is het ongeboren. 
Ongeboren is het tevens het doodloze: 
wat niet is geboren, kan niet vergaan. 
Dat is de betekenis van mijn uitspraak, 
dat alle mensen beschikken over een ongeboren, 
ontwaakte aanwezigheid.
(Meester Bankei)

1 opmerking:

Helma zei

In dit gedicht moest ik het laatste vers even opnieuw lezen en nog een keer. Wat is dit toch mooi geschreven en wat een wijsheid zit er in het hele vers. Prachtig gewoon!