zondag 21 oktober 2012

Ik kan dromen dat ik een paard ben

Ik kan dromen dat ik een paard ben, of een olifant, of Napoleon. 
Ik schep mij droomzintuigen, volkomen analoog aan de zintuigen in de wakende toestand. 
Maar ook hier ben ik, of ik dat wil of niet, volkomen moeiteloos, 
elk moment de kenner van iedere situatie. 
En heel die droomwereld, dat droomlichaam, die droomgedachten, die droomgevoelens, 
en ook dat ik-gevoel in de droom zijn het gekende, het object.

We weten allemaal: dromen zijn bedrog; die droom is nu niet aanwezig 
en dus ben ik niet dat ik-gevoel in de droom. 
Maar waarom zou ik dan wel het ik-gevoel zijn in de wakende toestand? 
Want ook dàt is iets wat mij ieder ogenblik verlaat. 
Wanneer ik zeg: ik ga naar de kruidenier om een pond kaas te kopen, 
waar is dan dat ik-gevoel? Dan is daar een kaas-gevoel, nietwaar?

Het is een van de illusies van het ascetisme 
dat wij aan de dingen zouden gehecht zijn. 
Als ik ergens aan gehecht zou moeten zijn, dan is het aan mijn ego. 
Maar een pond kaas is genoeg om het volkomen te vergeten. 
Al die dingen worden van mij gescheiden, 
zo gemakkelijk als veertjes worden weggeblazen door de wind. 
Mijn ego blijkt niet zwaarder te zijn dan een pond kaas.

Een van de bekendste Indische grootmeesters, Shri Ramana Maharshi, zei: 
"er is maar één werkelijk groot obstakel dat je op je pad kunt plaatsen, 
dat is te denken dat het vreselijk moeilijk is."

Het grote obstakel is te denken dat het een lange weg is. 
Het is duidelijk dat het nooit een lange weg kan zijn van mijzelf naar dat ene iets 
dat nooit van mijzelf gescheiden kan worden. 
Daar is helemaal geen weg. 
De ellende is dat wij altijd maar geleerd hebben een weg te gaan. 
We hebben geleerd dat het geluk dààr is. 
We zijn allemaal door die puberteit heengegaan, 
waar dat geluk aan de horizon lag of net even daar voorbij. 
Wij zijn zo gewend op reis te gaan, ons geluk te zoeken buiten ons, 
in de dingen of in de gedachten (wat ook nog buiten ons is) 
dat we niet meer thuis kunnen blijven. 
Thuis zijn, alleen maar ikzelf zijn, lijkt op het eerste gezicht een afschuwelijke leegte, 
en wij zijn zo gewend aan lawaai, dat we - in de woorden van Jean Klein - 
die leegte onmiddellijk willen meubileren. 
We zetten de televisie aan, we lezen, we gaan naar de film, 
we gaan bij de buren praten over niets. 
Wij zijn zo ontwend aan onszelf dat we denken dat als je al die dingen weghaalt, 
dat er dan niet Ikzelf overblijft, maar dat er dan niets overblijft. 
Dat is de tragedie van de menselijke positie: 
het bijgeloof dat het geluk ligt in de dingen.
(Wolter Keers)

Geen opmerkingen: