dan moet je dat bestempelen als oneindig, en als het oneindig is,
valt het één zijn samen met het Al;
en dus is het universum één, oneindig en ondeelbaar.
Binnen het oneindige is er geen sprake van een groter of kleiner deel,
want willekeurig welk groter deel benadert de afmeting van het oneindige niet meer
dan willekeurig welk kleiner deel.
Je kunt de proportie, gelijkenis, eenheid en identiteit van het oneindige
niet dichter benaderen als mens dan als mier, als ster niet meer dan als mens,
want men benadert dit zijn niet meer als maan of als ster dan als mens of mier,
aangezien er in het oneindige geen verschil is tussen deze dingen.
En als deze dingen in het oneindige niet van elkaar verschillen,
niet anders zijn en geen soorten zijn, dan volgt daar noodzakelijkerwijs uit
dat ze geen aantal hebben en dat het universum dus, nogmaals,
één en onbeweeglijk is.
(Giordano Bruno)
1 opmerking:
zal ik een paar keer goed moeten lezen om alles te laten doordringen
Een reactie posten