'Waar je altijd al was, in het labyrint.'
'Op welk punt van het labyrint? En waar is het labyrint?'
'Hoe kun je nu verlangen te weten waar het labyrint is, als toch alles het labyrint is? Waarom vraag je niet waar de lucht, het licht, de nacht is? Het labyrint is hier, maar waar is "hier"? Natuurlijk, het is "hier", wat zoveel wil zeggen als dat het "daar" is. Niet waar?'
'Ik vind de situatie verwarrend,' antwoord ik beleefd.
'Laat ons dan zeggen dat je al rennend het labyrint teweegbrengt, en anderzijds zou je niets anders kunnen dan rennen, je bent immers in het labyrint. Allicht.'
'Allicht,' mompel ik.
'Het exacte punt van het labyrint waarop jij je bevindt,' vervolgt de kwakzalver welwillend, 'hangt af van de omschrijving van het labyrint. Je bent amper vertrokken, bijna aangekomen, het spoor geheel bijster, goed op weg. Je moet wel aankomen, al kom je in feite niet aan. Versnellen heeft dus geen zin; als je echt versnelt' - dit woord beklemtoonde hij - 'kom je misschien nooit aan. Het labyrint is prikkelbaar, opvliegend, onhandelbaar.'
(Giorgio Manganelli)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten