in een nacht zonder sterren
want zij blinken mij teveel
en spreken te luid
hun woorden houden mij wakker
maken mij bang
voor iets wat ik niet ken
voor iets wat ik niet zie
laat mij in sluimerende rust
in haar bedwelmende omarming
respecteer mijn wens
dat de waarheid aan mij voorbijgaat
en niet met luide klop
op de gesloten luiken
mijn dromen verstoort
zing een lied voor mij
teder en zacht
tot de ogen sluiten
en de lippen zwijgen
druk een kus op het voorhoofd
en fluister mij toe
dat de ochtend zal komen
de nacht voorbij
fluister mij toe
in woorden van goud
dat het duister zal vervagen
het goede zal komen
vanachter de horizon der tijd
ik zie niet verder, het is mij te ver
de bergen, ik zie er tegenop
de dalen, ik zie er niet overheen
wieg mij in je armen
heen en weer
in de golving der illusie
dat het morgen, ja echt, morgen
allemaal wel goed komen zal
Tot dan, niet eerder als dan
wanneer het tijdelijke
verzwolgen is door het eeuwige
en wederkerende
de liefde uit haar schulp
als uit een gesloten oester
gekropen is, het licht tegemoet
ik smeek je, tot dan
laat mij dromen, laat mij slapen...
(Ron Appeldoorn)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten