Een alchemist die het elixir bereidt,
moet eerst het vuur gelijkmatig laten branden en de ketel opstellen.
De belangrijkste eigenschap van de ketel - die het elixer bevat -
is dat hij stevig staat.
De belangrijkste eigenschap van het vuur
- waarmee je de ketel verhit - is flexibiliteit.
Als de ketel niet stevig staat, gaat het elixer verloren,
als het vuur niet gelijkmatig brandt, vliegt het alle kanten op.
Toen ik dit zag, besefte ik het Tao
van het verfijnen van lichaam en geest.
Standvastigheid bij het ontwikkelen van Tao is de ketel.
Steeds sterker worden door standvastig te zijn,
nooit op je schreden terugkeren,
ook al worden je plannen honderd keer verijdeld,
onverstoorbaar, onwankelbaar zijn - dat is 'de ketel opstellen'.
Onverflauwde aandacht is het vuur.
Gestaag, kalm, onverstoorbaar te werk gaan
- dat is 'het vuur gelijkmatig laten branden'.
Heb je je voorbereidingen op de juiste wijze getroffen,
dan smelt je de gewoontes uit die
zich gedurende een heel leven hebben vastgezet
en treedt - doordat je je van alle verontreiniging loutert -
je oorspronkelijke, zuivere staat aan de dag.
Als de slakken zijn verdwenen en het goud zuiver is,
werp je het oude zelf af en neem je het nieuwe aan.
Nu begint het echte werk.
Je verandert van vuur en ketel,
je stelt de de tang en de blaasbalg terzijde
en smelt het ware goud tot vocht en vorst.
Zo keer je terug tot de staat van vóór de geboorte.
Vandaar dat de alchemistische klassieke werken
en geschriften van de adepten
- het gelijkmatig laten branden van het vuur
en het opstellen van de ketel
beschouwen als een eerste vereiste.
(Liu I-ming)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten