en zet zich uit, verdrinkend al mijn oevers.
Zij is mijn geest, mijn vlees,
en met haar word ik oceaan
die wijd en zijd, die hoog en diep
de mogelijke ruimten vult.
Ik ben verdronken en ik ben heerschappij
ik ben verdwenen en ik ben overal
en opgelost ben ik het onoplosbare
onvindbaar voor mezelf ben ik alom-aanwezig.
Ik ben het al
maar slechts niet-wetend weet ik dit.
Ik vul de ongrond
maar slechts de ongrond
kan dit weten.
(Erik van Ruysbeek)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten