Open, rond en onmetelijk als het is, strekt het zich grenzeloos uit.
Alles overdekt en bevat het.
Het brengt ontelbare schepselen voort zonder er zich op voor te staan.
Zijn zegeningen stort het uit zonder er iets voor terug te verlangen.
Of de mens al dan niet oprecht is, of hij mee- of tegenwerkt, is aan hem.
Of de mens goed of slecht, aantrekkelijk of afstotelijk,
een dier fel en koppig of gedwee en gehoorzaam is, laat het aan hen over.
Het dwingt hen niet.
Ondenkbaar dicht is de aarde.
Laaggelegen, onder al het andere,
draagt ze alles en onderhoudt ze alle schepselen.
Zelfs de zware bergen torst ze.
Zelfs de eroderende kracht van de grote wateren verdraagt ze.
Ze verduurt dat planten en bomen haar doorboren.
Ze onderwerpt zich aan de tred van vogels en van beesten.
Al wordt ze vervuild, het deert haar niet.
Toen ik dit zag, besefte ik het Tao van het evenaren van hemel en aarde.
Een ruimdenkend, edelmoedig mens,
die ontvankelijk is voor alles en iedereen,
die mededogen heeft met de ouden en armen,
die bijstaat wie in nood is en redt wie in gevaar verkeert,
die geeft zonder er iets voor terug te verlangen,
die nooit wrevel voelt, die anderen en zichzelf onpartijdig beoordeelt
en weet dat alles één is, is de metgezel van de hemel.
Een soepel mens die zich schikt, die zichzelf meester is en geen onrust,
geen onbestendigheid kent, die niet boos wordt om kritiek
en zich niets aantrekt van beledigingen,
die gedwee alle moeilijkheden, ziektes en natuurrampen aanvaardt,
die geen angst of wrok voelt,
als hij wordt geconfronteerd met vijandigheid en gevaar,
is de metgezel van de aarde.
Wie de verhevenheid van de hemel
en de nederigheid van de aarde evenaart,
deelt in hun vruchten
en breidt zich samen met hen uit tot in het oneindige.
(Liu I-ming)
1 opmerking:
Heel erg mooi.
Dit moet ook echt even "zakken" van binnen.
Een reactie posten