Al heeft een mens nog zoveel succes,
al smaakt hij nog zoveel genot,
al verwerft hij een nog zo grote macht
en brengt hij nog zoveel geweldigs tot stand:
zijn leven blijft zonder weg
zolang hij zijn houding
tegenover de roepstem niet bepaalt.
Adam bepaalt zijn houding,
hij beseft in de klem gedreven te zijn,
hij bekent: ‘Ik heb mij verborgen’,
en daarmee begint de weg van de mens.
De beslissende inkeer tot zichzelf
is het begin van de weg
in het leven van de mens,
steeds weer is dit het begin
van de menselijke weg.
Maar beslissend is hij slechts dan,
indien hij leidt tot de Weg.
Want er is ook
een onvruchtbare inkeer tot zichzelf,
die tot niets leidt dan tot zelfkwelling,
vertwijfeling en nog diepere verwarring.
2 opmerkingen:
zo jammer dat ik deze tekst niet kan lezen....
Dank je; doet me goed.
Een reactie posten