De minnaar wordt tot dat wat hij bemint
Door zijn verbeelding steeds daarheen te keren;
Ik heb derhalve niets meer te begeren
Omdat ik het begeerde in mij vind.
Indien mijn ziel zich in mijn lief bevindt,
Wat meer nog kan het lichaam ambiëren?
Slechts in zichzelf kan het in rust verkeren
Daar ook de ziel zich met zichzelf verbindt.
Maar deze halfgodin, puur en gedwee,
Die in mijn ziel zich voegt als beeltenis,
Zoals het accident in de norm,
Bevindt zich in mijn denken als idee;
En deze liefde die mijn leven is
Zoekt als ruwe materie naar de vorm.
(Luís Vaz de Camões)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten