elke dag naar staan kijken voordat de zon opkwam.
Als de zon langzaam boven de horizon kruipt, boven de bomen,
krijgt deze speciale boom plotseling een gouden kleur.
Alle bladeren schitteren, en terwijl je naar die boom kijkt
- waarvan de naam er niet toe doet;
wat ertoe doet is de schoonheid ervan -
en de uren voorbijgaan, lijkt zich iets buitengewoons
te verspreiden over het land, over de rivier.
Als de zon nog wat hoger komt te staan,
beginnen de bladeren te trillen, te dansen.
En elk uur lijkt die boom een andere kwaliteit te geven.
Voordat de zon opkomt, hangt er iets sombers omheen
en lijkt hij rustig, ver weg, vol waardigheid.
Als de dag begint, gaan de bladeren met het licht
dat erop valt dansen en roepen ze dat speciale gevoel op
dat gepaard gaat met grote schoonheid.
Tegen de middag zijn de schaduwen dieper geworden
en kun je er uit de zon zitten en zul je je nooit eenzaam voelen
in het gezelschap van de boom.
Als je daar zit, ervaar je er een diepe verbondenheid mee
en een gevoel van veiligheid en vrijheid dat alleen bomen kennen.
Tegen de avond, als de westelijke hemel oplicht
Tegen de avond, als de westelijke hemel oplicht
door de ondergaande zon, wordt de boom geleidelijk aan somber,
donker, en trekt hij zich terug in zichzelf.
De lucht is rood geworden, geel, groen, maar de boom blijft kalm,
verbergt zich, maakt zich op voor de nacht.
We zien nooit echt hoe een boom is;
We zien nooit echt hoe een boom is;
we raken hem nooit aan om zijn stevigheid te voelen,
zijn ruwe bast, en het geluid te horen dat deel uitmaakt van de boom.
Niet het geluid van de wind die door de bladeren waait,
niet de ochtendbries die de bladeren doet ruisen,
maar zijn eigen geluid, het geluid van de stam
en het stille geluid van de wortels.
Je moet buitengewoon gevoelig zijn om dat geluid te kunnen horen.
Het is niet het lawaai van de wereld, niet het lawaai van het geklets
in je hoofd, niet de vulgariteit van het geruzie van mensen
en de oorlog die ze met elkaar voeren,
maar een geluid dat deel uitmaakt van het universum. (...)
Terwijl de zon opkwam, maakte je deel uit van dat licht
Terwijl de zon opkwam, maakte je deel uit van dat licht
en had je alles achter je gelaten
wat het denken in elkaar had gezet.
Je vergat jezelf volkomen.
De psyche was ontdaan van zijn strijd en zijn pijn.
Terwijl je liep, klom,
was er geen enkel gevoel van afgescheidenheid,
geen enkel gevoel zelfs van mens-zijn.
(Jiddu Krishnamurti)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten