Maar zolang er nog sprake is van identificatie
met een ogenschijnlijk onderdeel
(de ‘persoon’ of ‘ik’ bijvoorbeeld) van het geheel,
kan dit niet begrepen worden.
Want je bestaan als persoon is een illusie,
en kan zich daarom nooit bewust zijn van zijn eigen bestaan.
Vandaar dat je altijd lijkt vast te lopen.
Maar er is niets dat kan vastlopen.
Het enige dat zich bewust kan zijn van zijn bestaan,
is het bestaan zelf.
Dat is het enige wat er bestaat, onverdeeld (en ondeelbaar),
open, spontaan en vrij, en aangezien je één ding zeker weet,
namelijk dat je bestaat, dat je er bent, moet jij dat geheel wel zijn.
En alles wat er in en als dat geheel verschijnt,
inclusief het organisme dat jouw naam draagt,
is dus een uitdrukking (en als zodanig ook een weerspiegeling)
van die openheid, spontaniteit en vrijheid zonder identiteit.
‘Ik’ is niet meer dan een woord,
een zich almaar herhalende gedachte
die voortdurend andere gedachten en gevoelens
in zijn kielzog meevoert.
Die ‘ik’-gedachte heeft geen enkele substantie.
Als hij serieus genomen wordt
(wat in feite wil zeggen dat de aandacht van het geheel
zich vernauwt tot exclusieve aandacht voor
die ene ‘ik’-gedachte en diens maatjes –
gedachten over jij, wij, zij, die, dat en daar)
lijkt die ‘ik’ een onafhankelijk bestaan in het lichaam te hebben.
Wordt die gedachte niet meer geloofd
(en dat kan die ‘ik’-gedachte natuurlijk zelf niet afdwingen –
de ‘ik’-gedachte kan in feite helemaal niets),
dan is er plotseling heel veel ruimte en ontspanning,
een ontkramping die aanvoelt als een eindeloze uitdijing,
een eindeloos vallen in niet-weten,
een thuiskomen op de plek waar je altijd al was.
Maar daar naar streven of verlangen is vruchteloos,
want zo’n streven of verlangen
maakt slechts deel uit van het kielzog van het ‘ik’.
(Han van den Boogaard)
http://www.hanvandenboogaard.nl/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten