woensdag 6 februari 2013

Hymne aan de schepping

Niet was het Zijn, noch het Niet-Zijn.
Niet was het luchtruim noch de hemel die daarboven is.
Wat bewoog zich? En waar? En wie gaf het bescherming?
En was daar water, bodemloos diep, onpeilbaar?

Daar was geen dood, noch onsterfelijkheid,
noch enig teken van dag of nacht.
De Ene ademde zonder lucht door zichzelf.
Buiten dat was er niets anders dan dat.

In het begin was de duisternis door duisternis omhuld
en dit alles was niet te onderscheiden chaos.
Die Ene, omhuld door de lege duisternis,
manifesteerde zich door de gloed van verlangen.

In het begin was er verlangen,
het oerzaad van de geest.
De wijzen die in hun hart met wijsheid zochten
vonden aan het Niet-Zijn het Zijn verbonden.

Dwars gespannen was hun scheidslijn.
wat was boven en wat onder?
Er waren bevruchtende krachten, er waren machten.
Wil was boven en kracht beneden.

Wie weet het werkelijk, wie kan hier zeggen
vanwaar deze schepping kwam, waar is haar oorsprong?
De goden waren later dan de schepping van de wereld.
Wie zal dan weten vanwaar zij ontstond?

Dat waaruit de schepping geboren werd,
heeft dat haar geschapen of niet?
Hij die in de hoogste hemel is,
hij alleen weet het, of... hij weet het niet.
(Rig-Veda)

Geen opmerkingen: