Hij was nu een en al luisteren geworden, ging er geheel in op,
was helemaal leeg geworden, stelde zich geheel open,
voelde dat hij eindelijk het luisteren in al zijn finesses beheerste.
Het was waar, al vaker had hij dit alles gehoord, al die stemmen van de stroom,
maar nu klonk alles hem als nieuw in de oren.
Hij kon de stemmen in hun veelheid al niet meer van elkaar onderscheiden,
de vrolijke niet van de klagende, de stem van het kind niet van die van de volwassen man,
ze waren alle verwant aan elkaar, zowel de droeve klacht van het verlangen
als de lach van de wijze, zowel de krijsende woede als het gesteun van de stervende,
er bestond geen enkel verschil meer,
alles was met elkaar verweven en verbonden, duizendvoudig verstrengeld.
En dat alles tezamen, al die stemmen, al die bestemmingen, al dat verlangen,
al dat leed, al die vreugde, dat alles was de stroom van al wat gebeurt,
was de muziek van het leven.
En toen Siddharta geconcentreerd naar deze stroom,
En toen Siddharta geconcentreerd naar deze stroom,
naar dit duizendstemmige lied luisterde,
toen hij geen verdriet of gelach meer hoorde,
zijn ziel niet meer aan een bepaalde stem bond,
en met zijn ik daar niet meer in opging, maar alles hoorde, het geheel,
slechts oor voor de eenheid had,
toen bleek dat grote lied van die duizenden stemmen één woord te zijn,
het OHM: de voleinding. (…)
Op dit ogenblik hield Siddharta op met het noodlot te vechten, hield hij op te lijden.
Zijn gezicht bloeide op in het verlicht besef van dat weten,
dat vrij is van driften en drijfveer, dat de voleinding kent,
dat in harmonie is met de stroom van wat gebeurt,
met de levensstroom,
zich in lief en leed geheel aan de stroom heeft overgegeven,
deel uitmaakt van de eenheid.
(Hermann Hesse)
1 opmerking:
een prachtige tekst !!
Een reactie posten