Dus: wat ik ben. Het moge waar zijn dat uit de mens een ontwikkeling is begonnen
die ogenschijnlijk geen einde neemt en die om haar bij te houden
een grote rusteloosheid veroorzaakt, maar ik weet ook dat deze ontwikkeling
met hem op de loop kan gaan en zijn verstand erdoor op hol kan slaan.
En dit is beslist niet wat ik bedoel.
Het moet mogelijk zijn terug te keren tot ons zijn, een toestand
die een besef met zich medebrengt van niet meer te ontwikkelen
maar een verblijven in onze oorsprong, onze origine en werkelijk tehuis.
Zoals Lao Tse zegt: 'mijn huis niet uitgaande ken ik de weg des hemels'.
Dit nu komt mij voor als een voortreffelijk bezit en het herkennen daarvan
veroorzaakt een merkwaardige aantrekkingskracht omdat het blijkt
dat er vele mensen zijn die wel gaarne dit deelachtig zouden willen wezen.
Wij noemen deze merkwaardige eigenheid in de mens zijn ondeelbaar beginsel,
zijn eenheid en het ware Zelf.
Er zijn tal van schrijvers die hiervoor een naam gevonden hebben.
Goethe spreekt over het I, Bergson over elan vital, de psychologie over libido
omdat zij steeds weer op zoek is naar een levensdrang.
Maar een oorspronkelijkheid in zichzelve, een eenheid die zich zonder twijfel
in een veelheid tot uitdrukking brengen kan, vinden wij toch alleen maar in onszelf.
En wij hebben het genoemd één.
En toch laten wij de mens daarin niet alleen, ik meen, in afgescheidenheid staan.
Want de eenheid die hij is, is een emanatie uit al-eenheid.
En men vraagt: hoe weet je dat?
Wel, om de eenvoudige reden dat de zelf-eenheid zich kan verliezen in de al-eenheid,
terwijl het tegelijkertijd zaak is uit de al-eenheid tot zichzelf te komen.
Dit zelf, waartoe men uit de al-eenheid komt, heeft vorm en gestalte in ons
en wij zijn dit, als schepping uit de al-eenheid.
Deze oorsprong moeten wij wel onze eigen oorzaak noemen.
Maar tegelijk zien en beleven wij, dat alles wat leeft uit een oorzaak is voortgekomen,
dat het leven dat ons doet zijn en waarin wij ons bewegen ook het leven is
waar alle natuurverschijnselen en verschijningen in bestaan.
Waarom zou het leven dat mij doet leven een ander zijn dan dat wat een worm doet leven? Alleen, het komt in mij tot een geheel eigen waarde en structuur
terwijl de worm geen zelfbesef te kennen geeft.
En hoewel mijn lichaam van dat leven doorleefd wordt, heeft het toch geen bewust deel
aan 's levens oorsprong, waar mijn ware individualiteit uit voortkomt.
(Barend van der Meer)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten