van eeuwen her ben ik, zijt gij.
In vuur en water minnen, sterven,
verteren en verrijzen wij.
In vuur en water, gelijk helden
die koppig op de voorplecht staan
en blauwe werelddelen melden,
maar met de hoop in zicht vergaan.
Orkaan van zeewind en van duister,
ons gravend leven, zoute waan.
Een wrong van elementen bruist er
doorheen de donkere oceaan.
En over ‘t zwoegen van de zeilen
het verre roeren van ‘t geheim,
waar nevelrook en wolken ijlen
en englen Gods rechtvaardig zijn.
Orkaan, ons leven: ‘t schielijk vrezen
van duizenden in ieder eeuw.
Hoe zou een vrouwenmond genezen
de diepe scheur van elke schreeuw?
Maar ‘k zal u blind en vast beminnen
in de open golven van uw lach.
Nu aan de snaren van uw zinnen
mijn diepste wellen trillen mag,
nu gij nog dieper weet te beven,
nu ‘k nimmer gravend naast u zit,
mijn zoetelief, over de reven
slaan schuim en zout ons wangen wit.
(Jos De Haes)
1 opmerking:
Heel diepzinnig.
Prachtig geschreven en ademloos gelezen.
Een reactie posten