in geen kroeg is iemand te vinden
zo gek als ik!
Hier ligt mijn besmeurd kleed.
Daar mijn boeken
- hoe lang keek ik ze al niet in.
Alles verpandde ik voor wijn.
Mijn hart is zwaar van 't stof
terwijl het helder dient te zijn,
een spiegel voor 't gelaat
van de Grote Koning.
Gun me een straal slechts vanuit uw stede
en mijn macht zal ten einde zijn.
Er stroomt een stroom uit mijn ogen
de zoom van mijn mantel is nat
van een rivier zo groot
dat zij cipressen tot groei kan brengen.
Och, breng me het wijnvat.
Verscholen is de wang van mijn geliefde
en sinds die tijd kwam een smart over me
die mijn ogen maakte tot een bittere zee.
Bij de hand die mij de wijn schenkt
zweer ik dat de beker mijn lippen niet zal raken
eer mijn vrouwe met haar stralend oog
mijn feest komt verblijden
en haar geheim zich losmaakt van haar,
zoals een vlam de kaars ontvlucht.
Och ik, arme mot, verzengen zal ik.
Hoe kan ik zonder zonsverduistering
het liefdeslicht aanschouwen?
Rode wijn aanbid ik.
En haar aanbid ik evenzeer!
Spreek me niet over iets anders.
Niets naast de wijn beroert me meer dan zij.
De narcis blikt trots de wereld in
maar verbleekt naast haar stralend oog.
Wat zou het.
Wie helder ziet volgt geen blinde gids.
(Hafiz)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten