(Een jonge - naamloze - gekwetste vrouw in een donkere cel in 1945 spreekt tegen een 12-jarig jongetje dat door de Duitsers is opgepakt.)
Ik bedoel, ik heb vroeger eens een gedicht willen schrijven,
waarin het licht vergeleken werd met de liefde, - nee, de liefde met het licht.
Ja, dat kan natuurlijk ook, je kunt natuurlijk ook het licht met de liefde vergelijken.
Dat is nog mooier, want het licht is ouder dan de liefde.
In dat gedicht wilde ik de liefde vergelijken met het soort licht,
dat je vlak na zonsondergang soms tegen de bomen ziet hangen: van dat toverachtige licht.
Dat is het licht, dat in iemand zit die van iemand anders houdt.
De haat is de duisternis, dat is niet goed.
Hoewel, de fascisten moeten we haten en dat is wel goed. Hoe kan dat eigenlijk?
Ja, dat is omdat wij ze haten in naam van het licht,
terwijl zij alleen maar haten in naam van de duisternis.
Wij haten de haat, en daarom is onze haat beter dan de hunne.
Maar daarom hebben wij het ook moeilijker dan zij.
Voor hen is alles heel eenvoudig, maar voor ons is het ingewikkeld.
Wij moeten een beetje in ze veranderen om ze te bestrijden, een beetje niet onszelf zijn,
terwijl zij daar geen last van hebben; zij kunnen ons zonder problemen kapotmaken.
Wij moeten eerst onszelf een beetje kapotmaken eer we hen kapot kunnen maken.
Zij niet, zij kunnen gewoon zichzelf blijven, daarom zijn ze zo sterk.
Maar omdat er geen licht in ze zit, zullen ze het uiteindelijk toch verliezen.
Het enige is, dat wij moeten oppassen dat we niet te veel in ze veranderen,
dat we onszelf niet te veel kapotmaken,
want dan zullen ze het uiteindelijk toch nog gewonnen hebben....
dat je vlak na zonsondergang soms tegen de bomen ziet hangen: van dat toverachtige licht.
Dat is het licht, dat in iemand zit die van iemand anders houdt.
De haat is de duisternis, dat is niet goed.
Hoewel, de fascisten moeten we haten en dat is wel goed. Hoe kan dat eigenlijk?
Ja, dat is omdat wij ze haten in naam van het licht,
terwijl zij alleen maar haten in naam van de duisternis.
Wij haten de haat, en daarom is onze haat beter dan de hunne.
Maar daarom hebben wij het ook moeilijker dan zij.
Voor hen is alles heel eenvoudig, maar voor ons is het ingewikkeld.
Wij moeten een beetje in ze veranderen om ze te bestrijden, een beetje niet onszelf zijn,
terwijl zij daar geen last van hebben; zij kunnen ons zonder problemen kapotmaken.
Wij moeten eerst onszelf een beetje kapotmaken eer we hen kapot kunnen maken.
Zij niet, zij kunnen gewoon zichzelf blijven, daarom zijn ze zo sterk.
Maar omdat er geen licht in ze zit, zullen ze het uiteindelijk toch verliezen.
Het enige is, dat wij moeten oppassen dat we niet te veel in ze veranderen,
dat we onszelf niet te veel kapotmaken,
want dan zullen ze het uiteindelijk toch nog gewonnen hebben....
En dan is er nog iets met dat soort licht. Iemand die van iemand anders houdt,
zegt altijd dat dat komt doordat die ander zo mooi is, op een of andere manier,
van buiten of van binnen, of allebei, - terwijl andere mensen daar vaak niets van zien,
en meestal is het ook niet zo.
Maar wie altijd mooi is, is degene die liefheeft, want hij heeft lief
en wordt daardoor bestraald door dat licht.
Er is een man die van mij houdt en die mij op een bepaalde manier ontzettend mooi vindt,
maar dat ben ik helemaal niet. Hij is mooi, ook al is hij op allerlei manieren ontzettend lelijk.
En ik ben ook mooi, maar alleen omdat ik ook van hem houd - al weet hij dat niet.
Hij denkt van niet, maar ik houd van hem.
Jij bent de enige die het nu weet, al weet je niet wie ik ben en wie hij is.
Hij heeft een vrouw en twee kinderen, van jouw leeftijd; die hem nodig hebben,
zoals jij je vader en je moeder nodig hebt...
zegt altijd dat dat komt doordat die ander zo mooi is, op een of andere manier,
van buiten of van binnen, of allebei, - terwijl andere mensen daar vaak niets van zien,
en meestal is het ook niet zo.
Maar wie altijd mooi is, is degene die liefheeft, want hij heeft lief
en wordt daardoor bestraald door dat licht.
Er is een man die van mij houdt en die mij op een bepaalde manier ontzettend mooi vindt,
maar dat ben ik helemaal niet. Hij is mooi, ook al is hij op allerlei manieren ontzettend lelijk.
En ik ben ook mooi, maar alleen omdat ik ook van hem houd - al weet hij dat niet.
Hij denkt van niet, maar ik houd van hem.
Jij bent de enige die het nu weet, al weet je niet wie ik ben en wie hij is.
Hij heeft een vrouw en twee kinderen, van jouw leeftijd; die hem nodig hebben,
zoals jij je vader en je moeder nodig hebt...
(Harry Mulisch)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten