maandag 29 november 2010

Kraakijs - II

IJs van één nacht

Berijpt - II

Stilte

De golven van het denken
vragen zoveel van Stilte.
Maar zij zegt niets terug,
geeft geen antwoord of tegenargument.
Zij is de verborgen acteur van elke gedachte,
elk gevoel,
elk moment.

Stilte.

Zij spreekt slechts één woord.
En dat woord is dit bestaan zelf.
Geen naam die je haar geeft
komt in haar buurt,
omschrijft haar helemaal.
Geen begrip kan haar omvatten.

De geest werpt zich voor Stilte
en vraagt binnen te mogen.
Maar geen geest kan haar
stralende duisternis binnengaan.
Haar zuivere en glimlachende
niets.

De geest stort zich
in dringende vragen.
Maar Stilte blijft
onbewogen onder emotioneel geweld.
Ze vraagt slechts om niets.

Niets.

Maar dat wil je haar niet geven,
omdat dat je laatste dubbeltje is.
En je zou haar liever
jouw eisen geven dan
je oprecht lege handen.

><

Alles springt op om het mysterie te vieren,
maar alleen niets gaat de heilige bron binnen,
de zwijgende essentie.
Alleen niets wordt aangeraakt en heilig,
realiseert zijn eigen goddelijkheid,
beseft wat het is
zonder de hulp van één gedachte.
Stilte is mijn geheim.
Niet verborgen.
Niet verborgen.

(Adyashanti)

woensdag 24 november 2010

Zonsondergang aan zee - XIV

Beeld van een ontwaakte

Het zelf vergeten

Alle dingen zijn Boeddha-dharma – daarom zijn er illusies, verwerkelijking, 
oefening, geboorte en dood, boeddha's en schepselen.
De ontelbare dingen bezitten geen blijvend zelf – daarom zijn er geen illusies, geen verwerkelijking, geen oefening, geen geboorte en dood, geen boeddha's en schepselen.
De boeddha-weg is wezenlijk een je ontdoen van overvloed en gebrek – dus zijn er geboorte en dood, 
illusie en verwerkelijking, schepselen en boeddha's.
Maar al mag dat zo zijn, in waardering verwelkt de bloesem, en in hekel verspreidt zich het onkruid.

Het voortgaan van het zelf en de ontelbare dingen verlichten, is verwarring.
Het naar voren treden van de ontelbare dingen die het zelf verlichten, is ontwaken.
Zij die verwarring helemaal verlichten, zijn boeddha's.
Zij die verlichting helemaal verwarren, zijn schepselen.
Bovendien, er zijn mensen die verwerkelijking op verwerkelijking ervaren, 
en er zijn mensen die binnen illusies nog eens illusies bezitten. 
Boeddha's die werkelijk boeddha's zijn, hoeven niet te beseffen dat zij boeddha's zijn.
Maar zij zijn verwerkelijkte boeddha's, en zij blijven boeddhaschap verwerkelijken.
Wanneer je met volledige betrokkenheid van lichaam en geest vormen ziet of geluiden hoort, 
dan is dat rechtstreeks gewaarzijn. 
Maar het is niet zoals dingen die weerkaatst worden in een spiegel, 
of als de maan die weerspiegeld wordt op het water. 
Als de ene zijde wordt verlicht, blijft de andere donker.

De boeddha-weg bestuderen is jezelf bestuderen.
Jezelf bestuderen is jezelf vergeten.
Jezelf vergeten is verlicht worden door alle dingen.
In het verlicht worden door alle dingen, vallen zowel je eigen alsook andermans lichaam en geest weg.
Er blijft geen spoor van verlichting over, en deze spoorloosheid kent geen einde.

Als je voor het eerst op zoek gaat naar Dharma, heb je de indruk dat je er ver van verwijderd bent.
Maar op het moment dat Dharma op de juiste manier wordt overgedragen, 
ben je onmiddellijk je oorspronkelijke zelf.
Wie in een boot vaart en naar de oever kijkt, kan wellicht aannemen dat het de oever is die beweegt.
Maar als je je blik rechtstreeks op de boot richt, dan kun je zien dat de boot voortbeweegt.
Zo zou je, als je met een verward idee van lichaam en geest de ontelbare dingen onderzoekt , 
ook kunnen veronderstellen dat jouw geest en jouw aard blijvend zijn.
Maar als je met volledige betrokkenheid oefent en terugkeert tot waar jij bent, 
dan zal het duidelijk zijn dat er niets bestaat dat een onveranderlijk zelf bezit.
(Dogen Zenji)

zondag 21 november 2010

Eikenbladeren - II

Dans in het licht - III

De geur van Oneindigheid

Ejn Sof is niet in afwachting gekend te worden, 
brengt einde noch begin voort.
Het oorspronkelijk Niets-zijn bracht het begin en het einde voort.
Wie is het begin?
Het hoogste punt, het begin van alles,
de verborgen Ene die afwacht in gedachten.
Het bezwangert ook het einde,
het hoogtepunt van het woord.
Maar daar, geen einde.
Geen verlangens, geen lichten,
geen vonken in die Oneindigheid.
Al deze lichten en vonken zijn ervan afhankelijk
maar kunnen niet begrijpen.
De enige die weet, echter zonder te weten,
is het hoogste verlangen,
het verborgene van al het verborgene, Niets-zijn.
Zoals het hoogste punt 
en de wereld die komt opstijgen,
kennen ze alleen de geur,
zoals iemand die een lieflijke geur inademt lieflijk wordt.
(Zohar - Daniel C. Matt)

dinsdag 16 november 2010

Na de regen

Vurige wolken - III

Jij laatste

Kom maar, jij laatste die ik erken,
heilloze pijn in dit vleselijk weefsel:
zie, het vuur waarmee ik mijn geest verteerde
brandt in jou; lang heeft het hout zich verzet
tegen meegaan met de vlam die jij schiet,
nu echter voed ik jou en brand in jou.
Mijn mildheid hier wordt in jouw woeden
een woede van de vreemdste hel.
Heel puur, heel onbekommerd vrij van toekomst
beklom ik de van lijden ontregelde brandstapel,
om niets komends zo te vergaren
voor dit hart waarin de voorraad zweeg.
Ben ik het nog, in dit onkenbare branden?
Herinneringen sleur ik niet naar binnen.
O leven, leven: ruimte zijn.
En ik in lichterlaaie. Niemand die mij kent.

[Laat los. Dit is niet zoals ziekte was -
ooit in de kindertijd. Oponthoud. Aanleiding
tot groter worden. Alles riep en roerde zich.
Vermeng dit niet met wat jou jong verbaasde.]
(Rainer Maria Rilke)

zaterdag 13 november 2010

Zeegezicht - X

Brussel, de stad, de mensen

Expositie Johan Beckers - Bornem

Hechten aan gedachten

Hecht je aan niets. Ook niet aan je ongehecht zijn. Wat je vast wilt houden zijn altijd illusies. 
In het leven kun je niets vasthouden. Wordt daarom voorbijganger. Ga voorbij aan het spel der begoochelingen. 
Wordt de nietsbezittende. 
Iedere gedachte dat je iets bezit is een duistere wolk die je belemmert te zien wie je bent. 
Niets binnen je of buiten je is van jou. Hoe zou het Geheel iets kunnen bezitten? 
In jou is alles aanwezig en toch bezit je niets. In het verleden graaf je naar oude gedachten. 
Oude vruchten. Oude idealen. Oude kennis. Je woont in de ruïne van het bestaan. 
Je houdt je vast aan het verleden omdat je niet los van je ik kunt komen. 
En als het verleden je niet voldoende geven kan schep je een toekomst. 
In de toekomst zal er iets gebeuren. In de toekomst zul je iets verwerkelijken. 
In de toekomst zul je voortbestaan. Het is allemaal waan.  
Een boom van waan met luchtwortels zonder aarde. Takken zonder hemel. Bladeren zonder groen. 
Waarom zoeken naar een doel? Waarom iets verwachten. 
Bekijk je onvrede. Doorschouw je illusies. 
Steeds maar weer bouw je nieuwe bruggen. 
Of ze nu naar een verleden of naar een toekomst zijn gebouwd, het hout is rot. 
Je loopt maar heen en weer. Je wandelt van de ene naar de andere oever. 
Je verkeert in verleden of toekomst. Nimmer hier-nu. 
Pas als al je gedachtebruggen instorten, val je in het levende water. 
Pas als de denker vernietigd is, is er hier-nu. 
Je zult je ertegen verzetten. Het denken zal zich verzetten. Met alle kracht. 
Slimheid zal alle paarden voor je koets van begeerten spannen. Woede zal je zweep zijn. 
Alle gedachtezwaarden van verleden en toekomst zul je gebruiken 
om te voorkomen dat je gedachtebruggen vernietigd worden. 
Om te voorkomen dat de denker vernietigd wordt. 
Je houdt van je gedachtebruggen. Ze zien er immers groots uit. 
Overal zijn ze aanwezig. Over de hele wereld kun je ze zien. 
Jij bent de bouwer van deze bruggen. Jij bent de trotse bouwer van verleden en toekomst. 
Geef het toe: je bent bang. Je bent bang dat er niets meer overblijft als de denker verdwenen is. 
En het is waar. Het is volkomen waar. Van jou blijft er niets meer over. 
Net als bruggen sterf je volledig. 
De illusie van de denker en de illusie van een 'ik' storten ineen….. 
(Marcel Messing)

woensdag 10 november 2010

Riet - XI

Blad amberboom

Het menierode boek

Zoals een mens de betekenis van een boek niet kan begrijpen als hij het slechts in de hand houdt of alleen de bladzijden omslaat zonder ze te lezen, zo brengt hem het verloop van zijn levenslot geen winst als hij de betekenis ervan niet begrijpt; de gebeurtenissen volgen elkaar op als de bladen van een boek die de dood omslaat; hij weet het: ze verschijnen en gaan voorbij en met het laatste is het boek uit.

Maar hij die aan het omslaan van de bladen, aan het enkele komen en gaan van de bladzijden geen aandacht schenkt, zich daarover niet verheugt of erover huilt en als een opmerkzame lezer met ingespannen aandacht woord voor woord tracht te verstaan, voor hem wordt spoedig een boek opengeslagen waarin een hoger lot staat opgetekend. Totdat tenslotte voor hem als voor een daartoe uitverkorene, het menierode boek dat alle geheimen bevat, als het allerhoogste open ligt.

Dat is de enige weg om aan de gevangenis van het fatum te ontkomen; iedere andere manier is een pijnlijk, vergeefs spartelen in de omstrikkingen van de dood.
De armsten in het leven zijn zij die hebben vergeten dat er aan gene zijde van de kerker een vrijheid bestaat - zij die gelijk zijn aan vogels die in een kooi zijn geboren en tevreden bij hun zaadbakje het vliegen hebben verleerd. Voor hen komt er nooit verlossing.
Het menierode boek zal hij echter nooit aanschouwen.
Hij voor wie het opengeslagen ligt, laat ook in hogere zin geen dood lichaam meer achter; hij trekt een stuk aarde in het geestelijke mee en lost het daarin op.
Zo werkt hij mee aan het grote werk van de goddelijke alchemie; hij verandert lood in goud; hij verandert oneindigheid in eeuwigheid.
...
Er staat in het menierode boek: "Hier ligt de sleutel van alle toverij verborgen. Het lichaam kan niets, de geest kan alles. Doe alles weg wat lichaam is, dan zal uw 'ik' als het helemaal naakt is geworden, als een zuivere geest beginnen te ademen."
(Gustav Meyrink)

vrijdag 5 november 2010

Alchemisch vat - II

Herfstkleuren - III

Daarom weet ik

daarom weet Ik gelukkig 
te moeten zijn: 
omdat ik 
niets kan aanrichten 
in een wereld 
rondom mij 
als mijn aanwezigheid niet tot voorbeeld strekt, 
als uit mij, 
niet de liefde 
voor iedereen 
spreekt.

ik moet nog zoveel leren en Ik durf het, 
omdat ik zo serieus ben 
als de duif 
die de hele dag 
in de boom voor mijn huis In haar nest zit.

tik ik even tegen het raam, kijkt ze op of om 
even later broedt ze weer, zonder zich iets 
van mij aan te trekken. 
Ik broed niet, 
ik zaai. 
ook ik heb het 
in een boom gevonden. 
ik heb ervan geleerd. 
het is onvoorstelbaar, 
het leeft in mij, 
in jou, 
in iedereen. 
niets gaat verloren. 
Ik leef niet voor niets. 
(Simon Vinkenoog )

woensdag 3 november 2010

Wonderboom - II

Ricinus communis

Ommegang - XV

Uiterst merkwaardig

Kijk eens goed rond in je hoofd. 
Vraag jezelf af: ben ik daar, in het midden, een paar centimeter achter mijn voorhoofd? 
Of een stukje lager, net boven het linkeroor? 
Of ergens achterin? 
Natuurlijk ben je helemaal nergens. 
En al gauw wordt dat uiterst merkwaardig, om nergens te zijn. 
Helemaal verdomd vreemd is het dat het geen donder uitmaakt dat je er niet bent, 
dat in de verlaten, schemerige ruimte van je hersenpan 
de gedachten gewoon blijven circuleren - de jouwe, een leven, opwellend, een onverklaarbare film - 
de jouwe, alsof het kleine mannetje dat er nooit geweest is, waarmee je je geïdentificeerd hebt, 
het al die tijd al wist! 
Alsof de ingebeelde passagier niet al meteen bij vertrek 
(door diens naamkaartje te confisqueren) 
de rol van conducteur heeft overgenomen! 
Alsof men nog steeds op ieder moment kennis zou kunnen maken met dit fantoom, 
de ware eigenaar van deze gedachten, van dit leven, van deze film!
(Stephen Jourdain)

maandag 1 november 2010

Zonsondergang aan zee - XIII

Gelderse roos - II

Waarheidliefde

Waarheid kent geen geheugen
zij neuriet steevast wiegelied

waarheid kent geen oorzaak
elk verschijnsel schenkt zich

waarheid kent geen facetten
haar kracht werkt snel en fel

waarheid kent geen namen
het ene duidt haar diep genoeg

waarheid kent geen verzet
ongemerkt word jij veroverd

waarheid kent geen doel
in alles volgt zij slechts zichzelf

waarheid kent geen aarzeling
van binnen is zij beeldloos

waarheid kent geen troost
alles is intiemste vreugd

waarheid kent geen teken
mysterie is haar aard

waarheid kent geen locatie
als woonplaats kiest zij leven

waarheid kent geen vragen
het ene antwoord ademt zij

waarheid kent geen hulp
tot elke klus is zij bereid

waarheid kent geen pardon
niets is haar onverschillig

waarheid kent geen opties
zij gruwt van overdaad

waarheid kent geen woorden
pijn wordt in haar hart gestild

waarheid kent geen leugen
liefde vult haar bodemloos

waarheid kent geen ander
zó is zij zich vertrouwd

waarheid kent geen zelf
zó graag verliest zij zich

waarheid kent geen einde
zij transformeert elk sterven

waarheid kent geen toekomst
haar volheid werkt voorgoed.

(Gedel)