dinsdag 30 september 2008
Wat zijn wij?
Wat voor ons van zo groot belang is, is niet wat mensen weten en denken, maar wat wij zijn.
Dus: wat ik ben. Het moge waar zijn dat uit de mens een ontwikkeling is begonnen
die ogenschijnlijk geen einde neemt en die om haar bij te houden
een grote rusteloosheid veroorzaakt, maar ik weet ook dat deze ontwikkeling
met hem op de loop kan gaan en zijn verstand erdoor op hol kan slaan.
En dit is beslist niet wat ik bedoel.
Het moet mogelijk zijn terug te keren tot ons zijn, een toestand
die een besef met zich medebrengt van niet meer te ontwikkelen
maar een verblijven in onze oorsprong, onze origine en werkelijk tehuis.
Zoals Lao Tse zegt: 'mijn huis niet uitgaande ken ik de weg des hemels'.
Dit nu komt mij voor als een voortreffelijk bezit en het herkennen daarvan
veroorzaakt een merkwaardige aantrekkingskracht omdat het blijkt
dat er vele mensen zijn die wel gaarne dit deelachtig zouden willen wezen.
Wij noemen deze merkwaardige eigenheid in de mens zijn ondeelbaar beginsel,
zijn eenheid en het ware Zelf.
Er zijn tal van schrijvers die hiervoor een naam gevonden hebben.
Goethe spreekt over het I, Bergson over elan vital, de psychologie over libido
omdat zij steeds weer op zoek is naar een levensdrang.
Maar een oorspronkelijkheid in zichzelve, een eenheid die zich zonder twijfel
in een veelheid tot uitdrukking brengen kan, vinden wij toch alleen maar in onszelf.
En wij hebben het genoemd één.
En toch laten wij de mens daarin niet alleen, ik meen, in afgescheidenheid staan.
Want de eenheid die hij is, is een emanatie uit al-eenheid.
En men vraagt: hoe weet je dat?
Wel, om de eenvoudige reden dat de zelf-eenheid zich kan verliezen in de al-eenheid,
terwijl het tegelijkertijd zaak is uit de al-eenheid tot zichzelf te komen.
Dit zelf, waartoe men uit de al-eenheid komt, heeft vorm en gestalte in ons
en wij zijn dit, als schepping uit de al-eenheid.
Deze oorsprong moeten wij wel onze eigen oorzaak noemen.
Maar tegelijk zien en beleven wij, dat alles wat leeft uit een oorzaak is voortgekomen,
dat het leven dat ons doet zijn en waarin wij ons bewegen ook het leven is
waar alle natuurverschijnselen en verschijningen in bestaan.
Waarom zou het leven dat mij doet leven een ander zijn dan dat wat een worm doet leven? Alleen, het komt in mij tot een geheel eigen waarde en structuur
terwijl de worm geen zelfbesef te kennen geeft.
En hoewel mijn lichaam van dat leven doorleefd wordt, heeft het toch geen bewust deel
aan 's levens oorsprong, waar mijn ware individualiteit uit voortkomt.
Dus: wat ik ben. Het moge waar zijn dat uit de mens een ontwikkeling is begonnen
die ogenschijnlijk geen einde neemt en die om haar bij te houden
een grote rusteloosheid veroorzaakt, maar ik weet ook dat deze ontwikkeling
met hem op de loop kan gaan en zijn verstand erdoor op hol kan slaan.
En dit is beslist niet wat ik bedoel.
Het moet mogelijk zijn terug te keren tot ons zijn, een toestand
die een besef met zich medebrengt van niet meer te ontwikkelen
maar een verblijven in onze oorsprong, onze origine en werkelijk tehuis.
Zoals Lao Tse zegt: 'mijn huis niet uitgaande ken ik de weg des hemels'.
Dit nu komt mij voor als een voortreffelijk bezit en het herkennen daarvan
veroorzaakt een merkwaardige aantrekkingskracht omdat het blijkt
dat er vele mensen zijn die wel gaarne dit deelachtig zouden willen wezen.
Wij noemen deze merkwaardige eigenheid in de mens zijn ondeelbaar beginsel,
zijn eenheid en het ware Zelf.
Er zijn tal van schrijvers die hiervoor een naam gevonden hebben.
Goethe spreekt over het I, Bergson over elan vital, de psychologie over libido
omdat zij steeds weer op zoek is naar een levensdrang.
Maar een oorspronkelijkheid in zichzelve, een eenheid die zich zonder twijfel
in een veelheid tot uitdrukking brengen kan, vinden wij toch alleen maar in onszelf.
En wij hebben het genoemd één.
En toch laten wij de mens daarin niet alleen, ik meen, in afgescheidenheid staan.
Want de eenheid die hij is, is een emanatie uit al-eenheid.
En men vraagt: hoe weet je dat?
Wel, om de eenvoudige reden dat de zelf-eenheid zich kan verliezen in de al-eenheid,
terwijl het tegelijkertijd zaak is uit de al-eenheid tot zichzelf te komen.
Dit zelf, waartoe men uit de al-eenheid komt, heeft vorm en gestalte in ons
en wij zijn dit, als schepping uit de al-eenheid.
Deze oorsprong moeten wij wel onze eigen oorzaak noemen.
Maar tegelijk zien en beleven wij, dat alles wat leeft uit een oorzaak is voortgekomen,
dat het leven dat ons doet zijn en waarin wij ons bewegen ook het leven is
waar alle natuurverschijnselen en verschijningen in bestaan.
Waarom zou het leven dat mij doet leven een ander zijn dan dat wat een worm doet leven? Alleen, het komt in mij tot een geheel eigen waarde en structuur
terwijl de worm geen zelfbesef te kennen geeft.
En hoewel mijn lichaam van dat leven doorleefd wordt, heeft het toch geen bewust deel
aan 's levens oorsprong, waar mijn ware individualiteit uit voortkomt.
(Barend van der Meer)
Misschien is de waarheid zo eenvoudig
Hoe vaak wilde ik niet anderen helpen door het hun uit te leggen; zij luisterden naar mij,
knikten en geloofden, maar het ging het ene oor in en het andere weer uit.
Misschien is de waarheid zo eenvoudig dat je haar niet meteen kunt bevatten.
- Of moet de 'boom' eerst ten hemel oprijzen eer het inzicht kan komen? -
Ik ben bang dat het verschil tussen mens en mens dikwijls groter is dan tussen mens en steen.
Met een fijne speurzin uitvinden wat deze boom doet groenen
en voor verdorring beschermt, is het doel van ons leven.
Al het overige betekent: mest scheppen en niet weten waarvoor.
Maar hoeveel mensen die begrijpen wat ik bedoel, zouden er nu zijn?
Ze zouden geloven dat ik in beelden sprak wanneer ik het zei.
De dubbelzinnigheid van de taal scheidt ons.
knikten en geloofden, maar het ging het ene oor in en het andere weer uit.
Misschien is de waarheid zo eenvoudig dat je haar niet meteen kunt bevatten.
- Of moet de 'boom' eerst ten hemel oprijzen eer het inzicht kan komen? -
Ik ben bang dat het verschil tussen mens en mens dikwijls groter is dan tussen mens en steen.
Met een fijne speurzin uitvinden wat deze boom doet groenen
en voor verdorring beschermt, is het doel van ons leven.
Al het overige betekent: mest scheppen en niet weten waarvoor.
Maar hoeveel mensen die begrijpen wat ik bedoel, zouden er nu zijn?
Ze zouden geloven dat ik in beelden sprak wanneer ik het zei.
De dubbelzinnigheid van de taal scheidt ons.
(Gustav Meyrink)
De berg van de zon
De berg van de zon
Zal ik maken tot een molen.
En waar mijn wateren vloeien,
Zal ik u wentelen naar mijn wil.
Mensen hebben betwist (maar zij logen)
Dat dit beeld ons niet wacht;
De een verklaarde dat wij een boom zijn,
Nee, zei de ander, gras zijn wij.
Toch zegt het ruisen van dit riet
Dat de bries nu door ons waait;
O stil dan, o stil laat ons zijn;
Dat zijn wij, en dit ook zijn wij.
Zal ik maken tot een molen.
En waar mijn wateren vloeien,
Zal ik u wentelen naar mijn wil.
Mensen hebben betwist (maar zij logen)
Dat dit beeld ons niet wacht;
De een verklaarde dat wij een boom zijn,
Nee, zei de ander, gras zijn wij.
Toch zegt het ruisen van dit riet
Dat de bries nu door ons waait;
O stil dan, o stil laat ons zijn;
Dat zijn wij, en dit ook zijn wij.
(Djelal-oed-Din-Roemi)
zondag 21 september 2008
Zij die in hun dromen feestvieren
Zij die in hun dromen feestvieren, zullen de volgende ochtend misschien wel huilend wakker worden.
Zij die in hun droom tranen met tuiten huilen, zullen de volgende ochtend misschien wel vrolijk op jacht gaan.
Alleen als we wakker worden, weten we dat een droom een droom was.
Eens zal elk mens tot het grote ontwaken komen en beseffen dat het hele leven een grote droom is.
Alleen dwazen denken dat ze wakker zijn, doen net alsof ze overal verstand van hebben
en noemen zich heer of herder - wat een onzin!
Zij die in hun droom tranen met tuiten huilen, zullen de volgende ochtend misschien wel vrolijk op jacht gaan.
Alleen als we wakker worden, weten we dat een droom een droom was.
Eens zal elk mens tot het grote ontwaken komen en beseffen dat het hele leven een grote droom is.
Alleen dwazen denken dat ze wakker zijn, doen net alsof ze overal verstand van hebben
en noemen zich heer of herder - wat een onzin!
(Tswang Tse)
Zoeken en vinden
Wanneer iemand zoekt, dan kan het licht gebeuren dat hij alleen oog heeft voor hetgeen hij zoekt,
dat hij zichzelf niet toestaat om iets te vinden, verblind is
omdat hij alleen maar aan datgene denkt waarnaar hij op zoek is,
omdat hij een omschreven doel heeft, en van dat doel bezeten is.
Zoeken betekent: een doel hebben.
Vinden daarentegen: vrij zijn, open staan, geen doel hebben.
U bent, misschien inderdaad een zoeker, want terwijl u uw doel nastreeft,
ziet u veel over het hoofd, van wat zich dicht onder uw ogen ophoudt.
dat hij zichzelf niet toestaat om iets te vinden, verblind is
omdat hij alleen maar aan datgene denkt waarnaar hij op zoek is,
omdat hij een omschreven doel heeft, en van dat doel bezeten is.
Zoeken betekent: een doel hebben.
Vinden daarentegen: vrij zijn, open staan, geen doel hebben.
U bent, misschien inderdaad een zoeker, want terwijl u uw doel nastreeft,
ziet u veel over het hoofd, van wat zich dicht onder uw ogen ophoudt.
(Herman Hesse)
Abonneren op:
Posts (Atom)