Toch was het, ondanks de magische en mysterieuze aard van dit visioen,
geen droom, geen esoterische openbaring.
Juist het tegenovergestelde: het voelde als een plotseling ontwaken
uit de slaap van het gewone leven, een eind aan het dromen.
Het was van zichzelf lumineuze werkelijkheid,
eens en vooral schoongeveegd van het alles verduisterende verstand.
Het was de openbaring, eindelijk, van het volmaakt voor-de-hand-liggende.
Het was een lucide moment in een verwarde levensgeschiedenis.
Het was het ophouden iets te negeren wat ik (sinds de vroege kindertijd in ieder geval)
niet had gezien doordat ik altijd te bezig of te slim was geweest.
Het was naakte, niet oordelende aandacht voor wat me al die tijd had aangestaard
– mijn totale gezichtloosheid.
Kortom, het was allemaal volmaakt eenvoudig en simpel en ongecompliceerd,
zonder discussie, gedachten en woorden.
Er kwamen geen vragen op, er was geen referentie behalve de ervaring zelf,
maar alleen vrede en kalme vreugde,
en de gewaarwording een ondraaglijke last te hebben afgelegd.
(Douglas Harding)
1 opmerking:
Ik proef hier een sfeer die me doet denken aan sommige boeken van Gustav Meyrink.
Komt dit citaat uit een boek of verhaal, Rene?
Hartegroet
van Francine
Een reactie posten